Skip to main content

Publicatiedatum: 11/07/2018

Een verlanglijstje op basis van de doorvertaling van streefwaarden

Een paar weken geleden schreef ik hier dat Minister Kaag in een gespreid bedje komt wat betreft drinkwater en sanitaire voorzieningen. Met de resultaten die behaald zijn in 2016 en 2017 in het bieden van toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen is de Minister goed op weg om de streefwaarden daarvoor voor 2020 te behalen. Wel riep ik de Minister wel op om nu vast te beginnen met het opbouwen van een portfolio van nieuwe programma's van voldoende grootte, zodat ook na 2020 goed voort gegaan kan worden op de ingeslagen weg, en de uiteindelijke doelstelling (50 miljoen mensen voorzien van sanitaire voorzieningen en 30 miljoen van drinkwater – de zogenaamde 50/30 doelstelling) behaald kan worden.

Een belangrijke bouwsteen voor het ontwikkelen van een dergelijk portfolio zijn de strategische plannen die de Nederlandse Ambassades nu opstellen. Daarin zullen zij de prioriteiten vaststellen voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in die landen, inclusief voor het speerpunt water. Tijdens het debat over de beleidsnota 'investeren in perspectief' gaf de Minister aan veel te verwachten van deze plannen van de ambassades. Op basis daarvan zou ze o.a. meer duidelijkheid kunnen geven over de gevolgen van de veranderingen in de landenlijst voor toekomstige programma's en voor de verschillende speerpunten.

Die houding lijkt mij te afwachtend. Ik mag toch hopen dat de Minister een verlanglijstje heeft voor wat ze graag terug zou zien in de plannen voor elk speerpunt, waaronder water. Sterker nog, ik hoop dat de Minister de streefwaarden – zoals zo netjes samengevat aan het eind van haar beleidsnota – als richtlijn door gaat vertalen naar het niveau van individuele partnerlanden. Immers, de optelsom van alle doelstellingen in de plannen van de ambassades (en van de thematische directies) moet voldoende zijn om de mooie toezeggingen en streefwaarden te behalen.

Scenario's voor het behalen van de 50/30 toezegging

Om haar te helpen met zo'n verlanglijstje, heb ik een exercitie gedaan om de 50/30 toezegging om te zetten in mogelijke streefwaarden (voor 2020 en 2030) per partnerland. Per land heb ik gekeken welk gedeelte van de bevolking geen of beperkte toegang heeft tot een basis niveau van drinkwater en sanitaire voorzieningen, en om hoeveel mensen dat in totaal gaat. Vervolgens heb ik verschillende scenario's geanalyseerd voor hoe de doelstelling van 50 en 30 miljoen mensen over deze landen verdeeld kan worden.

Daarbij ben ik uit gegaan van de statistieken van de Verenigde Naties voor begin 2016 (als startjaar van de Nederlandse toezegging), en heb ik het aantal mensen dat in 2016 en 2017 al bereikt was met Nederlandse hulp niet meegerekend. Dit heb ik gedaan voor de partnerlanden die 'water' al als speerpunt hebben, of dat mogelijkerwijs gaan hebben op basis van de informatie in de beleidsnota. Ondanks dat sommige water partnerlanden zich in het verleden uitsluitend hebben gefocust op waterbeheer, ga ik ervan uit dat die landen eventueel toch op drinkwater en sanitaire voorzieningen moeten gaan inzetten om de algemene doelstelling te behalen.

Bij het definiëren van scenario's heb ik ook nog rekening gehouden met een aantal randvoorwaarden:

  • Het is niet wenselijk noch realistisch om te verwachten dat Nederland alle zogenaamde unserved (mensen die op dit moment geen toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen hebben) van toegang voorziet. Per land neemt Nederland een bepaald percentage van de unserved voor haar rekening.
  • De bilaterale relatie met Ghana en Indonesië wordt geheel stopgezet in 2020. In mijn scenario's is het aantal te bereiken mensen in deze twee landen beperkt. In deze scenario's is geen rekening gehouden met andere landen wier bilaterale hulp relatie wordt afgebouwd (zoals Benin of Mozambique), omdat de exercitie juist ook beoogt inzichtelijk te maken wat het mogelijk stoppen van een hulprelatie betekent voor het behalen van de Nederlandse doelstelling.
  • De te behalen streefwaarden voor fragiele staten en landen in conflict zoals Zuid-Soedan en Jemen zijn lager gesteld dan die voor de stabiele landen, omdat het in dergelijke landen lastiger zal zijn om de doelstellingen te realiseren.
  • Niet de gehele doelstelling zal behaald kunnen worden in de bilaterale partnerlanden. Projecten van NGOs, waterbedrijven en multilaterale instellingen worden ook buiten die partnerlanden uitgevoerd. In de scenario's ben ik ervan uitgegaan van een richtlijn dat 20% van de resultaten in 'andere landen' behaald kan worden.
  • Het is wenselijk voor iets meer dan 30/50 miljoen personen te plannen als buffer voor het geval programma's - voor wat voor reden dan ook - tegenslag ondervinden. 

Dat levert dan het volgende verlanglijstje voor het aantal te bereiken personen met water (boven) en sanitaire voorzieningen (onder) tot aan 2030.

En in tabelvorm, met de cumulatieve streefwaarden.

Tabel 1: Streefwaarden voor het aantal te bereiken personen (miljoen) voor 2020 en 2030

Reflecties

Op basis van deze berekeningen zou de Minister de volgende landen hoog op haar verlanglijstje moeten zetten: Ethiopië, Kenya, Mozambique, Niger, Indonesie en Bangladesh (voor sanitatie). Dit zijn grote landen waar een relatief groot aantal mensen geen toegang heeft tot drinkwater en/of sanitaire voorzieningen. Als de Minister de grote aantallen wil behalen, zal de bulk hiervandaan moeten komen. Vooral Ethiopië verdient daarbij speciale aandacht. Dat is tot nou toe geen officieel water partnerland geweest. Binnen het speerpunt voedsel is er wel veel gedaan op dit thema. Ook vanuit NGO's en bedrijfsleven wordt er veel gedaan in Ethiopië op het gebied van water, en in de beleidsnota wordt er ook veel gerefereerd naar het belang van water in de Hoorn van Afrika. Er is dus een heel goede reden om vol verwachting uit te kijken naar de water paragraaf van de ambassade plannen voor Ethiopië.

De voorgestelde verschuiving in partnerlanden van onder andere Benin en Mozambique naar het Midden-Oosten kan nadelig uitpakken voor het behalen van de 50/30 doelstelling. In Benin en Mozambique kan – onder dit scenario – ruim 10% van de totale toezegging behaald worden. Landen in het Midden-Oosten zullen maar weinig bij kunnen dragen aan de kwantitatieve doelstelling. Immers een groot deel van de bevolking daar heeft al toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen. Waarschijnlijk is nadruk op het verduurzamen van voorzieningen en waterbeheer relevanter. Niger is wel een mogelijk nieuw partnerland waar Nederland een belangrijke bijdrage kan leveren. Het is niet alleen één van de armste landen ter wereld, ook het niveau van toegang tot drinkwater en met name sanitaire voorzieningen behoort tot de allerlaagste ter wereld. Het behoort voor zowel water als sanitatie tot de 5 landen waar de grootste bijdrage aan de 50/30 toezegging behaald kan worden. Kortom, als de Minister haar streefwaarden wil behouden zal ze er goed aan doen om Benin en Mozambique nog langer op de landenlijst voor water te behouden.

Daarnaast moet de Minister goed kijken naar de balans in inzet tussen stedelijke- en plattelandsgebieden. Van de mensen in de partnerlanden zonder toegang tot sanitaire voorzieningen woont meer dan 70% op het platteland. Daar zijn dan ook de grote aantallen te behalen. En in ons scenario zou 85% van de 50/30 doelstelling behaald moeten worden in rurale gebieden. Dat betekent niet dat er maar beperkte noodzaak is tot programma's voor drinkwater en sanitaire voorzieningen in stedelijke gebieden. Maar de nadruk zal daar meer moeten liggen op verduurzaming van de voorzieningen dan op het behalen van grote aantallen nieuwe aansluitingen.

Ten slotte moet gezegd worden dat dit scenario heeft geprobeerd het grootste deel van de 50/30 toezegging te behalen in de partnerlanden. Sterker nog, de data geven aan dat zelfs 100% van de toezegging in partnerlanden behaald kan worden. Nederland zou er echter ook voor kunnen kiezen om een groter percentage de behalen in 'andere landen'. Immers daar wonen ook veel arme mensen zonder toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen, en NGO's, waterbedrijven en multilaterale instellingen hebben daar in het verleden ook goede resultaten behaald. Toch zou ik de Minister aanraden om 'andere landen' laag op haar verlanglijstje te zetten. Het is altijd de logica geweest dat we als kleine donor meer impact kunnen hebben door onze hulp te concentreren, en door complementariteit te hebben via de verschillende kanalen. Ik hoop dat ze ervoor kiest om de Nederlandse inzet zo veel mogelijk in een beperkt aantal landen te concentreren.

Meer dan een reken-technische exercitie

Het ontwikkelen van ambassade plannen is natuurlijk veel meer dan een reken-technische exercitie. Bij het bepalen van de Nederlandse inzet in een bepaalde sector in een partnerland spelen andere overwegingen een belangrijke rol: de inzet die de overheid zelf beoogt, afstemming met andere donoren, en de precieze rol die van Nederland als donor verwacht wordt door het partnerland.

Desalniettemin hoop ik dat dit verlanglijstje de Minister kan helpen bij de doorvertaling van haar streefwaarden naar kwantitatieve doelstellingen per partnerland; of tenminste om te beoordelen of de optelsom van alle ambassade plannen voldoende is. Op die manier kan zij ervoor zorgen dat we op de goede weg blijven om 50 miljoen mensen van sanitaire voorzieningen en 30 miljoen mensen van water te voorzien.

Dankwoord 

De berekeningen in deze blog zijn gedaan met hulp van Azmeh Khan en Jacob Clemente, stagiaires bij IRC van de Rollins School of Public Health van Emory University in Atlanta, VS.

Disclaimer

At IRC we have strong opinions and we value honest and frank discussion, so you won't be surprised to hear that not all the opinions on this site represent our official policy.

Back to
the top